Op indringende wijze laat het onderwijs in het nieuwe testament zien dat de wederkomst van Jezus niet lang op zich zou laten wachten. Op bijna elke bladzij worden we verteld dat Jezus een einde zou maken aan “deze eeuw” en dat er een “nieuwe eeuw” zou aanbreken, nog voordat enkele van zijn discipelen zouden sterven:
Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid. (Matt 16:27-28; Markus 9:1; Lucas 9:27)
De lezers van het nieuwe testament verwachtten het einde van de oude en het begin van een nieuwe “hemel en aarde” (2 Petrus 3). Er stonden “op het punt” ongelofelijke en onwaarschijnlijke dingen te gebeuren, nog tijdens “dit geslacht” waarvan het einde “nabij” was.
De conclusie kan niet anders zijn dan dat al die dingen reeds hebben plaats gevonden; m.a.w. of de beweringen van de schrijvers van het nieuwe testament (en hun volgelingen) waren “onjuist”, of ze hadden zich “vergist”, of ze vertelden “leugens”.
We moeten dit niet te licht opvatten en veel atheïsten hebben het belang ervan ingezien. In zijn boek “Waarom ik geen christen ben” brengt de grote Britse filosoof en atheïst “Bertrand Russell” de inspiratie van het nieuwe testament in diskrediet door te wijzen op falende voorspellingen van Jezus en de apostelen. Hij zegt daarin dat Jezus voorspellingen had gedaan dat Hij zou terugkomen in de eerste eeuw, maar dat Hij niet was teruggekomen. Ook zei hij dat er nog veel meer plaatsen in de bijbel zijn, waaruit blijkt dat Hij zou terugkomen nog tijdens het leven van de vele toehoorders. Russell stelde vast, dat sinds Jezus gefaald om zich aan deze belangrijke profetie te houden, hij ook de rest van de bijbel niet kon geloven.
Russell beweerde terecht, dat veel van het nieuwe testament was gebaseerd op het geloof dat het Koninkrijk en het einde van de eeuw “nabij” gekomen was. Als Jezus en Zijn apostelen hun toehoorders onderwezen dat de dreigende “verwoesting van de planeet” en de inwijding van de “nieuwe Hemel” daadwerkelijk zou plaats vinden in de 1st eeuw na Christus, dan hadden ze het duidelijk bij het verkeerde eind.
Veel christenen hebben op deze kritische blik van het christelijk geloof gereageerd. Er is er eentje die er tussen uit springt, die van de bekende auteur C.S. Lewis. In zijn poging om hiervoor een oplossing te vinden geeft hij toe aan de bewering van de sceptici en erkende hij dat Jezus het eigenlijk ook niet wist. Hij zei terecht dat Jezus zelf beweerde in Mattheüs 24, dat Hij niet eens de juiste tijd wist wanneer Hij terug zou komen,
Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. (Matt 24:36)
Ten einde raad schreef Lewis,
– Hij zei met zoveel woorden, “dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voor dit alles is geschiedt.” Maar Jezus had het verkeerd begrepen, Hij wist duidelijk niet meer over het einde van de wereld dan ieder ander. Dit zeker het meest gênante vers in de bijbel. –
De sceptici zouden hierop kunnen reageren met de opmerking, – als Jezus ten onrechte Zijn komst aan zijn tijdgenoten had voorspeld, maar eigenlijk niet wist of Hij wel in die periode zou terugkomen, waarom beweerde Hij dan met een stellige zekerheid dat de woorden die Hij had gesproken in Mattheüs 24:35 wel uit zouden komen? Hij zei daar, “Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” –
Nog niet zo lang geleden suggereerde de bekende bijbelleraar R.C. Sproul dat de meeste – zo niet alle – verzen waren vervuld toen Jeruzalem 70 NC was verwoest en de eeuw van het oude verbond voorbij was… Als dat waar is, dan kunnen we de bijbel vertrouwen. Als dat niet waar is, dan moeten wij christenen een antwoord zien te vinden op beweringen zoals die van Bertrand Russell.
Hieronder zijn een honderdtal verzen met een aangegeven tijdsduur die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Bekijk deze verzen goed en lees ze waar nodig in de context. Neem dit probleem serieus en erken dat deze vraag een goed antwoord dient te krijgen.
Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Matt 3:2)
Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? (Matt 3:7)
Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen. (Matt 3:10)
De wan is in zijn hand. (Matt 3:12)
Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Matt 4:17)
Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Matt 10:7)
Want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt. (Matt 10:23)
….noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (Matt 12:32)
Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. (Matt 16:27; Marcus 9:1; Lukas 9:27)
Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid. (Matt 16:28; Marcus 9:1; Lucas 9:27)
Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?…. Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren…..Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt….En toen de overpriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, dat Hij hen bedoelde. (Matt 21:40-41,43,45)
Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt. (Matt 24:34)
Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels. (Matt 26:64; Marcus 14:62; Lukas 22:69)
De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. (Marcus 1:15)
Wat zal de heer van de wijngaard doen? Hij zal komen en de pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven….want zij (overpriesters, schriftgeleerden en oudsten) begrepen, dat Hij met het oog op hen die gelijkenis gesproken had. (Marcus 12:9,12)
Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt. (Marcus 13:30)
Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? (Lucas 3:7)
Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. (Lucas 3:9)
De wan is in zijn hand (Lucas 3:17)
Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. (Lucas 10:9)
doch weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabijgekomen is. (Lucas 10:11)
Wat zal dan de heer van de wijngaard met hen doen? Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven….Want zij (schriftgeleerden en overpriesters) begrepen, dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had. (Lucas 20:15-16,19)
want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. (Lucas 21:22)
Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. (Lucas 21:32)
Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen, want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd. Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons. (Lucas 23:28-30; verg. Openb 6:14-17)
Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou. (Lucas 24:21)
Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u….Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u….Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? (Joh 14:18,20,22)
Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? (Joh 21:22)
maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, (Hand 17:31)
omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen. (Hand 17:31)
terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn. (Hand 24:15)
Maar toen hij sprak over rechtvaardigheid en ingetogenheid en het toekomstig oordeel, (Hand 24:25)
Echter niet om zijnentwil (Abrahams’) alleen werd geschreven: het (geloof) werd hem (als gerechtigheid) toegerekend, maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, (Rom 4:23-24)
Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven. (Rom 8:13)
Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. (Rom 8:18)
Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. (Rom 13:11-12)
De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. (Rom 16:20)
Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. (1 Kor 7:29)
Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen. (1 Kor 7:31)
Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. (1 Kor 10:11)
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. (1 Kor 15:51-52)
Maranata [de Here komt] (1 Kor 16:22)
en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. (Efez 1:21)
De Here is nabij. (Fil 4:5)
het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, (Kol 1:23; Verg. Matt 24:14; Rom 10:18; 16:26; Kol 1:5-6; 2 Tim 4:17; Openb 14:6-7)
…dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, (Kol 2:17)
wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan,…. daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, ….Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: (1 Thess 4:15,17; 5:4)
en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. (1 Thess 5:23)
indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, (2 Thess 1:6-8)
doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst. (1 Tim 4:8)
dat gij dit gebod onbevlekt en onberispelijk handhaaft tot de verschijning van onze Here Jezus Christus, (1 Tim 6:14)
waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen. (1 Tim 6:19)
Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn,… Want tot hen behoren zij, die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen,… staan ook dezen de waarheid tegen;… Maar zij zullen het niet veel verder brengen, want hun onzinnigheid zal aan allen overduidelijk worden, (2 Tim 3:1-2;5-6;8-9)
Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap. (2 Tim 4:1)
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, (Hebr 1:1-2)
Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven? (Hebr 1:14)
Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. (Hebr 2:5)
en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, (Hebr 6:5)
Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding. (Hebr 6:7-8)
Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning. (Hebr 8:13)
Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel. (Hebr 9:8-10; verg. Gal 4:19; Efez 2:21-22; 3:17; 4:13)
Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, (Hebr 9:11)
maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. (Hebr 9:26)
Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, (Hebr 10:1)
en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. (Hebr 10:25)
maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren. (Hebr 10:27)
Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, (Hebr 10:37)
Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. (Hebr 13:14)
Spreekt zó en handelt zó als (mensen past), die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden. (Jac 2:12)
Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen….Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn. (Jac 5:1,3)
Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! (Jac 5:7)
Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij. (Jac 5:8)
de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. (1 Petrus 1:5)
doch (Hij) is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, (1 Petrus 1:20)
maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om levenden en doden te oordelen. (1 Petrus 4:5)
Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. (1 Petrus 4:7)
Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; (1 Petrus 4:17)
als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: (1 Petrus 5:1)
En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. (2 Petrus 1:19)
maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet. (2 Petrus 2:3)
dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen,… Want willens en wetens ontgaat hun, (2 Petrus 3:3,5)
Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. (2 Petrus 3:10-12)
de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds. (1 Joh 2:8)
En de wereld gaat voorbij en haar begeren, (1 Joh 2:17)
Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. (1 Joh 2:18; verg. Matt 24:23-24)
En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. (1 Joh 4:3; verg. 2 Thess 2:7)
Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven….Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, 15om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, (Judas 1:4, 14-15)
Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen. Zij zijn het, die scheuringen maken, (Judas 1:17-19)
Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, (Openb 1:1)
Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (Openb 1:3)
Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben. (Openb 2:25)
Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, (Openb 3:10)
Ik kom spoedig; (Openb 3:11)
En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; (Openb 12:5)
en in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde. (Openb 18:24; verg. Matt 23:35-36; Lucas 11:50-51)
(God) heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet. (Openb 22:6)
En zie, Ik kom spoedig. (Openb 22:7)
En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij. (Openb 22:10; verg. Dan 8:26)
Zie, Ik kom spoedig (Openb 22:12)
Ja, Ik kom spoedig (Openb 22:20)
Er zijn natuurlijk nog veel meer teksten in de bijbel over het naderende einde, maar deze zijn het meest duidelijk.
We kunnen natuurlijk altijd onder deze teksten uit te komen, door het spoedige karakter van de tijdseenheden in heel het nieuwe testament te negeren en te beweren dat het alleen maar dingen betreft die spoedig zijn “in Gods ogen”. Maar we lopen tegen nogal wat problemen aan met deze benadering. Want als de ophanden zijnde boodschap van het nieuwe testament alleen maar spoedig was “in Gods ogen”, dan zouden we dit in het oude testament toch ook moeten tegenkomen? Waarom vertelde God Adam en Eva niet dat, “Het koninkrijk is nabij gekomen?” En waarom vertelde Hij Abraham niet dat, “De Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader met Zijn engelen en iedereen oordelen naar zijn daden? ” En waarom vertelde Hij Maleachi niet dat, “Dit geslacht zal niet voorbij gaan voordat alles is geschiedt?”
Waarom is het zo dat een tweede komst in de 21ste eeuw, op het punt stond plaats te vinden in de 1st eeuw, maar niet vóór de 1st eeuw? Omdat God zei, dat de wederkomst “nabij” was voor de apostelen, niet voor de profeten uit het oude testament. Een duidelijke illustratie van deze waarheid kunnen we vinden door twee teksten met elkaar te vergelijken, Dan 8:26 en Openb 22:10,
- 6de eeuw VC: “houd het gezicht verborgen, want het ziet op een verre toekomst.”
- 1st eeuw NC: “Verzegel de woorden van deze profetie niet, want de tijd is nabij.”
Wat God zei, was ver weg in de tijd van Daniël, maar dichtbij in de tijd van de apostelen. De consequentie is onvermijdelijk: Het spoedige karakter in het nieuwe testament was werkelijkheid.
We kunnen natuurlijk voor al die beperkende tijdseenheden zoals spoedig, nabij, weldra, nu etc. maar overal 2000 jaar invullen als zou dat voor ons bedoeld zijn, maar dat is bijbels niet juist. Een optie zou nog kunnen zijn om gebruikt te maken van 2 Petrus 3:8, “één dag is voor de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag.” Maar Psalm 90:4 waar Petrus naar refereert gaat over Gods’ eeuwige, ongelimiteerde tijd vergeleken met de tijd van de mens die kort is en gelimiteerd. Teksten als deze kunnen niet lukraak worden gebruikt om de wereld van de mens in wat voor periode van tijd dan ook te berekenen.
En dan nog dit:
Van godsdienstige overtuiging veranderen is vaak ingrijpend en meestal ook pijnlijk, omdat wij van jongs af aan met ons geloof zijn opgevoed, dat na verloop van tijd steeds meer in ons geworteld is. Toch is dit tenslotte het beste advies dat we kunnen geven, Jezus zei:
“Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.” (Johannes 8:31-32)