De edele olijfboom

In Romeinen 11 wordt gepraat over de olijfboom waarvan takken werden weggebroken en er wilde loten (takken) weer worden tussengevoegd. Voordat we daar op ingaan lezen we eerst de volgenden teksten uit Hosea 1 en Hosea 3,

Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God. Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn. (Hosea 1:10-11)

Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten (huis van Juda en Huis van Israël) zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David (Jezus), hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil – in de dagen der toekomst. (Hosea 3:4-5)

Het ene hoofd uit Hosea 1:11 en koning David uit Hosea 3:5 zijn één en dezelfde en is niemand anders dan Jezus, die (in de laatste dagen van het Mozaïsche verbond) zichzelf vernederde en de gestalte van de mens aangenomen had om bij Zijn volk te zijn en wat belangrijker is, om hen te redden (Fil 2:6-8). God had beloofd om weer opnieuw te trouwen met het “overblijfsel” van het huis van Israël. Deze twee tekstgedeelten worden door zowel Petrus (1 Petrus 2) als door Paulus (Rom 9) aangehaald en net als de oorspronkelijke teksten uit Hosea 1 en 2 zijn deze niet van toepassing op en ze hebben niets te maken niet-Israëlieten. We gaan eerst naar de tekst die door Paulus wordt aangehaald in Rom 9,

En als God nu, zijn toorn willende tonen en zijn kracht bekend maken, de voorwerpen des toorns, die ten verderve toebereid waren, met veel lankmoedigheid verdragen heeft – juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid? En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen, gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. En het zal geschieden ter plaatse, waar [tot hen] gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God. (Rom 9:22-26)

De Joden en de heidenen

Hier zien hier we dat Paulus Hosea 1 en 2 aanhaalt (hij begint met Hosea 2:22 en daarna Hosea 1:10). Doordat de meeste christenen de “Joden” in Romeinen 9:24 vereenzelvigen met de twaalf stammen van Israël, wordt ook het begrip “heidenen” in hetzelfde vers verkeerd geïnterpreteerd als zijnde niet-Israëlieten. Dat kan ook niet anders want als je het woord “Joden” verkeerd interpreteert dan krijgt ook het woord “heidenen” een andere betekenis. Maar de “Joden” in Romeinen 9:24 hebben alleen maar betrekking op de twee zuidelijke stammen, het Huis van Juda, de Judaïtische Israëlieten dus. En met de “ethne” (volken ofwel heidenen), worden in de Hosea profetieën de gescheiden, tien stammen Huis van Israël mee bedoeld, de diaspora… Dit geeft een heel andere kijk op het boek Romeinen. Want als je zowel de “Joden” als de “heidenen” niet goed interpreteert, zal je ook veel van het boek Romeinen nooit goed kunnen begrijpen. Maar ook zal je Romeinen 11 niet goed kunnen begrijpen, het hoofdstuk dat gaat over de twee olijfbomen, die om dezelfde redenen ook verkeerd worden geïnterpreteerd als zijnde Israëlieten en niet-Israëlieten. Maar, dat is zoals we zullen laten zien niet correct, want de “ethne” of heidenen in Romeinen 11 zijn dezelfde als die in Romeinen 9:24, de afstammelingen van de tien stammen Huis van Israël, althans het overblijfsel daarvan. In feite is Romeinen 11 een verlengstuk van Romeinen 9:24 en als die vervuld zijn, zijn daarmee ook de Hosea profetieën vervuld, speciaal die van Hosea 1:11, maar ook die van 2:22,

Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn. (Hosea 1:11)

Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God! (Hosea 2:22)

De beide huizen zullen zich scharen onder één hoofd, Jezus. Ze zullen daarbij niet alleen opnieuw trouwen maar ook met elkaar herenigd worden, sinds de tijd dat ze gescheiden zijn na Salomo. Als we de “Joden” en de “heidenen” correct interpreteren zijn zowel Romeinen 9 als 11 een perfecte vervulling van de twee OT profetieën uit Hosea. Nogmaals, als je ze niet goed interpreteert dan zal Romeinen 9 en 11 altijd een mysterie blijven. Romeinen 11 vanaf vers 16,

Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel (Jezus) heilig, dan ook de takken. Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú. (Rom 11:16-18)

De wortel is hier Jezus. Als enkele takken worden weggebroken, om welke takken gaat het dan, zijn dat zo maar een paar takken? Er moet een reden zijn om deze speciaal te noemen. Het zijn in ieder geval heilige takken! Verder naar vers 24,

Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden. (Rom 11:24)

Indien gij (takken) uit de wilde olijf weggekapt zijt, niet zo maar een paar takken, maar olijftakken! Er moet een reden voor zijn dat Paulus, door de HG geïnspireerd hier vermeldt dat het over olijftakken gaat, één wilde en één natuurlijke – twee olijftakken.

De twee olijfbomen

Nu stel ik dezelfde vraag die Zacharia in hoofdstuk 4 (ong. 520 VC) ook stelde aan God, twee keer nog wel,

Ik nam het woord en vroeg hem: Wat betekenen deze twee olijfbomen rechts en links van de kandelaar? Andermaal nam ik het woord en vroeg hem: Wat betekenen de twee olijftakken, die door twee gouden buizen het goud van zich doen uitvloeien? (Zach 4:11-12)

Gods antwoord is fascinerend en vinden in het laatste vers van dit hoofdstuk,

En hij zeide tot mij: Weet gij niet, wat zij betekenen? Ik antwoordde: Neen, mijn heer. Toen zeide hij: Zij zijn de twee gezalfden die vóór de Here der ganse aarde staan. (Zach 4:13-14)

We letten hier op drie dingen: (1) er zijn er twee, (2) ze zijn gezalfd en (3) ze staan voor de Here der ganse aarde. Voordat we hier op ingaan, gaan we terug naar de vraag: waarom olijftakken in Romeinen 11? Net als de uitdrukkingen “schapen” en “verlossing” is ook de uitdrukking “olijfbomen” een Israël gerelateerde uitdrukking en altijd refereren deze uitdrukkingen exclusief naar Israël.

We gaan nu kijken naar een tekst in Hosea 9 over het Huis van Israël, voorgesteld als Efraïm, de hoofdstam van de 10 stammen,

Efraïm (als hoofdstam van de 10 stammen) is geslagen, hun wortel (van de olijfboom, Rom 11) is verdord; vrucht zullen zij niet zetten (indicatief voor hun scheiding van God). Wanneer zij nog kinderen zouden voortbrengen, zal Ik de lievelingen van hun schoot doden. Mijn God zal hen verwerpen, omdat zij naar Hem niet geluisterd hebben; en zij zullen dolende zijn onder de volken. (Hosea 9:16-17)

De tien stammen zijn afgescheiden van hun God, vrucht zullen zij niet meer dragen, hun takken opgedroogd. Wat eerst levende takken waren, werden ze, geïsoleerd van hun wortel tot dode stukken hout. Maar wat zijn dan in Romeinen 11:16 de levende takken, die herenigd werden met de wortel, en net als de wortel geïdentificeerd werden als “heilig”, als een reine maagdelijke bruid? We lazen in vers 17 dat God hen zou verwerpen, en zullen zijn als dolende onder de volken (diaspora). Maar met het wegwerpen veranderde de herkomst van de olijfboom niet! Ze werden ze tot een “wilde olijfboom”, die Paulus in Romeinen 11 de “heidenen” noemde. In Jesaja 9:9-14 wordt het Huis van Israël vergeleken met wilde vijgenbomen die zijn afgehouwen (vs 2) en de takken werden afgesneden (vs 13). In Jeremia hoofdstuk 2:21 stelt Jeremia het Huis van Israël voor als een edele druif die veranderde in een wilde rank, nadat zij hun God hadden verlaten. M.a.w. de echtelijke vrouw werd een wilde vrouw, een wilde olijftak dus… gedegenereerd en vervreemd van God. We gaan nu kijken naar Jesaja 5 of we nog meer overeenkomsten kunnen vinden,

Ik wil van mijn geliefde zingen, het lied van mijn beminde over zijn wijngaard.… En hij verwachtte, dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven voort…. Welnu, de wijngaard van de Here der heerscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft; Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting. (Jesaja 5:1-7)

Jesaja stelt hier een verwilderde wijngaard met wilde druiven voor als het Huis van Israël en het Huis van Juda als een goede plant (zoals in Rom 11:24). Dus het Huis van Israël was onder het oude verbond wild geworden, een uitdrukking die je ook zou kunnen toepassen op een overspelige vrouw. Maar gelukkig profeteerde Hosea dat de beide huizen weer herenigd zouden worden door Jezus, de wortel en tak van David.

We zien hier hoe prachtig dit allemaal in elkaar past, als we maar identificeren wie is wie in de bijbel, de tweede wet van hermeneutiek: tegen wie wordt er gesproken en over wie gaat het. We kijken naar Hosea 14,

Bekeer u, Israël (Huis van Israël), tot de Here, uw God, want door uw ongerechtigheid zijt gij gestruikeld. Komt met woorden van schuldbelijdenis, bekeert u tot de Here, zegt tot Hem: Vergeef de ongerechtigheid geheel en al (en maak ons tot een reine maagd) , en wees genadig; wij bieden als offerstieren de belijdenis onzer lippen (wij zullen de Here prijzen)….. Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn keert zich van hen af. Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. Zijn loten (takken) zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon….. Wie wijs is, geve op deze dingen acht; wie verstandig is, erkenne ze. Want de wegen des Heren zijn recht: rechtvaardigen wandelen daarop, maar overtreders struikelen er. (Hosea 14:1-10)

Het Huis van Israël is wild geworden, hier geïdentificeerd als een olijfboom of tak, maar ze zullen weer hersteld worden en vrucht geven. Wie wijs is geeft op deze dingen acht… Romeinen 11 pakt op waar het boek Hosea mee eindigt, tenminste zij die wijs zijn en oplettend; het Huis van Israël of het overblijfsel daarvan zou opnieuw trouwen met God maar pas nadat zij veranderd zou worden in “reine maagd” ofwel maagdelijke olijfolie.

Terug naar Zacharia 4 naar de vraag: wie zijn die olijfbomen of takken? Vers 14 geeft het antwoord,

Toen zeide hij: Zij zijn de twee gezalfden die vóór de Here der ganse aarde staan. (Zacharia 4:14)

Gezalfd of het zalven werd veelal gedaan met olijfolie, dezelfde olie die ook speciaal gebruikt werd om de tempel te verlichten, zoals bevestigd door Paulus in 1 Kor 6:19, “Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest…” En alleen reine olie voldoet. En waar was het overspelige Israël in veranderd? Volgens 2 Kor 11:2 in een “reine maagd”. Ze was niet langer een wilde olijftak, maar ze was een gecultiveerde olijftak geworden die weer reine olie produceerde. “Gezalfden” staat er, en is dat niet wat het overblijfsel is – in Christus? Kijk wat Paulus hierover zegt in 2 Korintiërs,

Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, (2 Kor 1:21)

Wij zijn dus ook de gezalfden in Christus. En wat is dan de plek van Gods reine maagd? Ze staat naast haar Koning om samen met haar Koning te regeren: “Dit zijn de twee gezalfden die voor de Here staan der ganse aarde.” (Zacharia 4:14) En dat zijn ook weer de twee takken – de twee olijftakken, het “Huis van Israël en het Huis van Juda”, ofwel het overblijfsel daarvan weer herenigd met hun man, hun God, maar ook op hetzelfde moment herenigd met elkaar en daarmee zijn dan Hosea 1:11, Micha 5:2-3 vervuld. Maar ook is hiermee een andere oud testament profetie (Ezechiël 37) vervuld, die de meeste christenen onvervuld laten en waarom? Omdat ze de Joden in Rom 9:23-26 en Rom 11 interpreteren als de twaalf stammen van Israël en de heidenen beschouwen als “niet-Israëlieten”. We gaan naar Ezechiël 37.

Ezechiël 37

Er zijn twee profetieën in Hoofstuk 37, beide oud testament profetieën over het nieuwe verbond. De eerste, de vallei der dode beenderen die opnieuw tot leven worden gebracht (vers 14), en de tweede waar deze wedergeboren beenderen geïdentificeerd worden (vers 16) – de twee stukken hout profetie. De twee stukken hout in de tweede profetie corresponderen met de dode beenderen in de eerste profetie. We kijken naar de tweede profetie,

Gij mensenkind, neem een stuk hout (ofwel een dode tak, net zoals dode beenderen een dood mens betekent ) en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij behoren (de Benjaminieten) ; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef – het stuk hout van Efraïm – en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort; voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot één worden. (Ezech 37:16-18)

De twee stukken hout (de beenderen) zijn hiermee geïdentificeerd, namelijk het Huis van Juda en het Huis van Israël. En net als in Hosea 1 en 2 vinden we nergens iets over niet-Israëlieten!!! Het gaat alleen maar over het Huis van Juda en het Huis van Israël die tot één geheel gemaakt worden. We kunnen dus niet zo maar deze profetie op iemand anders toepassen, het is alleen van toepassing op de Israëlieten als geheel. Dat betekent dus dat we in het nieuwe testament een vervulling van deze profetie moeten vinden, de hereniging van het Huis van Juda met het Huis van Israël via de twee stukken hout. En waar vinden we die dan? Maar eerst weer de vraag, waar staan de twee stukken hout voor die tot leven komen?

Gij mensenkind, neem een stuk hout en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij behoren; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef – het stuk hout van Efraïm – en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort; voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot één worden. Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet meedelen, wat gij daarmee bedoelt? zeg dan tot hen: Zo zegt de Here Here: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef – dat aan Efraïm toebehoort – en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand. Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen in uw hand zijn, zeg dan tot hen: Zo zegt de Here Here: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar hun land brengen. En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken…… Welke Koning? Verder naar vers 24.…, En mijn knecht David (Jezus) zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden. Zij zullen wonen in het (geestelijke) land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn. Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. Mijn woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En de volken zullen weten, dat Ik, de Here, het ben die Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (Ezechiël 37:16-21)

…”en ik zal de Israëlieten weghalen uit de volken wier gebied zij gegaan zijn”,… dit komt overeen met de gelijkenis van verborgen schat in de akker, die een mens koopt om de schat in bezit te krijgen (de mens is Jezus, de verborgen schat is het tien-stammen Huis van Israël en de akker is de wereld die Jezus koopt.) Allemaal in overeenstemming met de profetieën van Hosea 1:11 en Micha 2:12-13 en Jezus profetie in Johannes 10:16, waar zij als andere schapen van een andere stal samen met het Huis van Juda weer tot één volk zouden worden, in één koninkrijk, onder één koning en één herder – de twee stukken hout die weer tot leven gekomen zijn, nu levende takken van dezelfde olijfboom… en zij zullen Mij tot een volk zijn… Dit komen we ook weer tegen in Jeremia 31:31-33,

Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. (Jeremia 31:31-33)

Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn, dit is huwelijkstaal… hier zien we dat God weer “opnieuw” trouwt God met Zijn inmiddels “reine” bruid, dat bestaat uit heel Israël. Een opnieuw trouwen met het teruggekochte, verloste overblijfsel van de beide huizen van Israël – de twee dode stukken hout weer tot leven zijn gebracht en zijn veranderd tot twee levende olijftakken die Paulus aanhaalt in Romeinen 11 die worden samengevoegd tot één geheel onder één hoofd, waar “Joden” het Huis van Juda (de twee stammen) voorstelt en de “heidenen” (ethne) het Huis van Israël (de 10 stammen, de diaspora) voorstelt.

Deze interpretatie van Romeinen 9 en 11 is de enigste uitleg die duidelijk inzicht verschaft m.b.t. de argumentatie van Paulus over het overblijfsel. We gaan nog even terug naar Romeinen hoofdstuk 9 en 11,

En Jesaja roept over Israël uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden; (Rom 9:27)

Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade. (Rom 11:5)

Net als in Jeremia 31 en andere OT profetieën, het is het overblijfsel dat gered zou worden onder het nieuwe verbond en die een grote natie zou worden. Maar kijk wat Paulus verder zei in Romeinen 11,

en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. (Rom 11:27)

Waar heeft dit betrekking op: op een overblijfsel, of op heel Israël? Het is het overblijfsel van heel Israël. Van beide dus, de natuurlijke olijftak en wat ooit een wilde olijftak was (het Huis van Juda en het Huis van Israël), een verlost en wedergeboren overblijfsel van heel Israël, de 12 stammen. Dus niet van Joden en de niet-Israëlieten zoals men denkt, maar van de beide Huizen van Israël. Kijk naar wat Jeremia 31 er over zegt,

Te dien tijde, luidt het woord des Heren, zal Ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en zullen zij Mij tot een volk zijn…… Want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt, looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost, het overblijfsel van Israël. (Jeremia 31:1,7)

God zou een overblijfsel verlossen van alle geslachten van Israël – van de beide huizen van Israël, van de beide olijftakken, de natuurlijke en wat eerst de wilde olijftak was. En wanneer vond dat plaats? Terug naar Jeremia 31,

Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal….. Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. (Jer 31:31,33)

Dit zou gebeuren wanneer er een nieuw verbond gesloten zou worden, en dan zal Ik hun tot een God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Geweldig, profetieën die allemaal bij elkaar komen, de bijbel in complete harmonie.

Het nieuwe verbond

We kijken nog even weer Hosea 3:5,

Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil – in de dagen der toekomst. (Hosea 3:5)

Wanneer zullen de Israëlieten zich bekeren? Na hun overspel, nadat ze hun man hadden verlaten, hun man, de God der goden, Koning der koningen, de “Ik ben”, de schepper van het universum. Daarna, staat er geschreven, zullen de kinderen van Israël in de laatste dagen zich bekeren en terugkeren naar hun God en David, hun koning. En let op: dit zijn niet de niet-Israëlieten, maar de kinderen van Israël. Er wordt hier geprofeteerd dat de kinderen van Israël in de laatste dagen (van het Mozaïsche verbond en dus het begin van het nieuwe verbond) weer terugkeren naar hun God, naar hun vorige man, d.m.v. hun grote David en Koning (Jezus). M.a.w. niemand heeft de autoriteit om deze profetie op iemand anders toe te passen dan op Israël. En net als in heel Hosea wordt ook hier nergens gesproken over niet-Israëlieten. Deze belofte m.b.t. het nieuwe verbond gaat alleen over Israël en hun terugkeer naar hun man, die vroeger van hun was gescheiden. En daar gaat het nieuwe verbond over zoals we eerder hebben gezien. En de reden is dat het nieuwe verbond alleen met Israël is gemaakt. Want net als het Mozaïsche verbond is ook het nieuwe verbond een (hernieuwd) huwelijksverbond.

Kijk naar Hebreeën 8 waar de profetie van Jeremia wordt aangehaald,

Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. (Hebr 8:8-10)

Let op dat de profetie in de dagen van Jeremia toekomst was maar hier in Hebreeën spoedig zou worden vervuld, zoals we ook zien in een paar verzen verderop,

Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning. (Hebr 8:13)

Het is overduidelijk dat het nieuwe verbond gemaakt is met het overblijfsel van de beide huizen van Israël (het Huis van Juda en het Huis van Israël), die hier expliciet worden afgebeeld als de fysieke afstammelingen van Israël die Mozes uit Egypte had geleid. Je zult tevergeefs zoeken naar een tekst waarin staat dat het nieuwe verbond met iemand anders gesloten zou zijn dan met Israël. En waarom alleen met Israël? Omdat het nieuwe verbond (net als het oude verbond) een huwelijksverbond was waar God opnieuw met Israël zou trouwen, eigenlijk zou hertrouwen. Het is een hernieuwd huwelijksverbond met Israël zoals geprofeteerd door o.a. Hosea 1 & 2.

En daarmee komt de vraag naar boven, hoe zit het dan met niet-Israëlieten?

De ongelovige heidenen

Maar hoe zit het dan met de niet-Israëlieten, de ongelovige heidenen? Horen die er niet bij dan? Ik ben geen Israëliet en hoe pas ik dan in het nieuwe verbond dat opgemaakt is voor Israël? Wij worden niet in de steek gelaten! We gaan naar Mattheus 13:44. Hoofdstuk 13 gaat over gelijkenissen m.b.t. het koninkrijk en vers 44 is een gelijkenis in één vers vastgelegd waar we het volgende vinden,

Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker. (Matt 13:44)

De schat is Israël, de akker is de wereld en de mens die alles verkoopt is Jezus, die dezelfde schat weer terugkoopt en daarvoor de hele wereld koopt. Hij kocht de wereld waar de schat was verborgen! Hoewel de niet-Israëlieten niet het doel waren, ze waren wel onderdeel van het geheel en kregen ze dus ook deel aan de genade en onvoorwaardelijke liefde van God. En net zoals de vreemdelingen onder het Mozaïsche verbond deel konden krijgen aan de voordelen van het oude verbond (zie Ex 12:43-49; 1 Kon 8:41-60; Jes 56:3-8 etc.) konden ongelovige heidenen deel krijgen aan de voordelen van het nieuwe verbond. Hij/zij zal dan gelden als in het (geestelijke) land geboren.

Dus volgens Mattheus 13:44 heeft God ook voor jou voorziening gemaakt door het bloed van nieuwe verbond, door Israëls nieuwe verbondspaaslam en verlosser, Jezus Christus.