Wat zegt de bijbel over de hel? Is de hel als een plaats van eeuwige pijn of eeuwige verdoemenis wel bijbels? Vele mensen zeggen dat de hel een plaats is, daar waar God niet aanwezig is. Maar dat kan niet waar zijn want David zei in Psalm 139:
“al steeg ik naar de hemel, gij zijt daar, of bedde ik mij in de hel, gij zijt daar” (Psalm 139:8 – SV).
We zouden ons moeten afvragen waarom David daar een bed had, en waarom was God daarbij? Misschien moeten we ons geloof in het woord “hel” eens bijstellen. Het woord “hel” komt in dit vers van het Hebreeuwse woord “sheol”. David zou geen probleem hebben met een bed in “sheol” want hij wist dat iedereen zou komen te sterven en zou gaan rusten in “sheol” tot de dag van de opstanding. Dat weten we want David schreef ook:
“Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten (achterlaten), nog laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien” (Psalm 16:10).
Hij wist dat hij naar “sheol” ging maar ook dat hij daar niet voor eeuwig zou blijven, omdat hij geloofde in de opstanding van de doden…
De hel
De meeste christenen hebben geleerd dat de hel een plaats is van eeuwige pijn door een verterend vuur, een plaats van eeuwige verdoemenis bestemt voor de ongelovigen – maar dit is niet is wat de bijbel ons leert. Het woord “hel” is een verkeerde vertaling van het Hebreeuwse woord “sheol” en de drie Griekse woorden “hades”, “tartarus” en “gehenna”. Het Hebreeuwse woord “sheol” zoals we die in het oude testament tegenkomen betekent eenvoudig de verblijfplaats van de doden ofwel het dodenrijk, de plaats waar de doden heengingen tot de dag van opstanding. Het is niet een plaats waar bewust martelingen plaatsvinden, ook wel “hel” of de plaats van eeuwige verdoemenis genoemd. Telkens wanneer er iemand stierf in het oude testament dan ging deze persoon naar het dodenrijk en bleef daar in afwachting van de opstanding, de persoon was dan niet bij kennis. Vaak lezen we dat een koning bij zijn vaderen te ruste ging, bijvoorbeeld in 1 koningen 11, verder Psalm 13 en Daniël 12,
“En Salomo ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in de stad van zijn vader David” (1 Kon 11:43)
“Verlicht mijn ogen, opdat ik niet inslape ten dode” (Psalm 13:4)
“Maar gij, ga tot het einde, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Dan 12:13)
Het Griekse woord “hades” is het equivalent van het woord “sheol” en heeft dezelfde betekenis, de verblijfplaats van de doden, ofwel het dodenrijk.
In 2 Petrus 2:4 lezen we het volgende,
“Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft maar in de hel geworpen heeft, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis,” (2 Petrus 2:4)
Hier wordt het woord “hel” vertaald vanuit het woord “tartarus”, door Petrus uitgelegd als een verblijfplaats van de engelen (boodschappers) die gezondigd hadden, in afwachting van het oordeel; het is niet een plaats van eeuwige marteling voor de ongelovigen.
In de meeste gevallen waar Jezus het woord “hel” gebruikt, komt dat vanuit het Griekse woord “gehenna”. “Gehenna” is het Griekse woord voor de “Vallei van Hinnom” en is een letterlijke vallei aan de zuidkant van Jeruzalem. Jezus refereerde naar deze plaats op dezelfde manier zoals ook de profeten dat deden. Bijvoorbeeld in Jeremia hoofdstuk 7 een 19, daar zien we dat telkens wanneer Jeruzalem aangevallen of vernietigd werd door een ander volk, de dode lichamen in deze vallei gegooid werden en vervolgens verbrand of opgegeten werden door wilde dieren. En Jezus gebruikte hetzelfde voorbeeld om daarmee de komende verwoesting van Jeruzalem te omschrijven, die dan ook 70 NC daadwerkelijk heeft plaats gevonden. En ook in Matt 23 waarschuwt Jezus de farizeeërs voor het komende oordeel, waar met de “hel” de verwoesting van Jeruzalem en de tempel bedoeld wordt zoals we verder kunnen lezen in Mattheüs 23 en 24,
“Slangen en adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel van de hel?” (Matt 23:33)
Onblusbaar vuur
Wanneer we de uitdrukkingen “onblusbaar vuur” en “eeuwig vuur” tegenkomen, kunnen we daar zomaar niet de betekenis eraan geven zoals we die altijd gehoord hebben, maar moeten we eerst uitzoeken hoe deze woorden in de rest van de bijbel worden gebruikt. En als we dan in het oude testament kijken dan wordt deze uitdrukking vaak gebruikt om daarmee een komende verwoesting over een volk te beschrijven, en niet een eeuwig lijden van de ziel in het hiernamaals. Een paar voorbeelden,
“De zondaars in Sion vrezen, beving grijpt de godvergetenen aan. Wie onzer kan verkeren bij een verterend vuur; wie onzer kan verkeren bij een eeuwige gloed?” (Jes 33:14)
“besnijdt u voor de Here en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn gramschap niet uitsla als een vuur en onuitblusbaar brand om de boosheid uwer handelingen.” (Jer 4:4)
“Daarom, zo zegt de Here Here: Zie, mijn grimmige toorn giet zich uit te dezer plaatse over mens en dier, over het geboomte des velds en de vrucht van de bodem, en brandt zonder geblust te worden.” (Jer 7:20)
“Zoals zilver, koper, ijzer, lood en tin in de smeltoven bijeengebracht wordt en daaronder het vuur wordt aangeblazen, om het te smelten, zo zal Ik u bijeenbrengen in mijn toorn en in mijn grimmigheid, en Ik zal u erin werpen en smelten.” (Ezechiël 22:20)
“zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur.” (Judas 1:7)
Zorgt de toorn van God voor een vuur en brand die niet uitgeblust kan worden en gooit God de Israëlieten in een smeltoven – nee natuurlijk niet, dit is allemaal beeldspraak, God waarschuwde het betreffende volk voor een komend oordeel dat het volk over zichzelf uitriep…
Poel des vuurs
Met de “poel des vuurs” wordt vaak de dood bedoeld. In Openbaring wordt ook een poel genoemd, een poel die brandt van vuur en zwavel. En hier wordt de plaats mee bedoeld waar het oordeel dat door Jezus was voorspeld ten uitvoer zou worden gebracht, in dit geval de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in het jaar 70 NC. Beide uitdrukkingen spreken van een verwoesting en daar wordt nooit een eeuwig lijden mee bedoeld, ook niet in het oude testament. Hier een paar voorbeelden,
“Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, er is vuur en hout in overvloed; de adem des Heren steekt hem in brand als een stroom van zwavel.” (Jes 30:33)
“Zijn beken verkeren in pek, zijn stof in zwavel en zijn land wordt tot brandend pek, dat dag noch nacht uitgaat; voor altijd stijgt zijn rook op, van geslacht tot geslacht ligt het woest, tot in alle eeuwigheden trekt niemand daardoor.” (Jes 34:9-10)
“Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neer regenen op hem,” (Ezechiël 38:22)
Verblijd en verheug u maar, gij dochter van Edom, gij, die woont in het land Us – ook tot u zal de beker komen, gij zult dronken worden en u ontbloten, Uw ongerechtigheid, o dochter van Sion, heeft een einde, Hij zal u niet weer in ballingschap doen gaan. Uw ongerechtigheid, o dochter van Edom, zal Hij bezoeken, uw zonden openbaar maken. (Klaagliederen 4:21-22)
Steekt de adem van de Here de koning in brand, veranderen beken in stromend pek, en regent het vuur en zwavel op Israël, zullen de vrouwen dronken worden en zich ontbloten? Nee natuurlijk niet, ook dit is allemaal beeldspraak waar God waarschuwt voor een komend gericht waarbij het één volk uit is op de verwoesting van de ander.
De rijke man en Lazarus
Het verhaal van de rijke man en de bedelaar Lazarus is niet een verhaal maar een gelijkenis. En gelijkenissen waren eigenlijk volksverhalen gebaseerd op mythen. Jezus sprak alleen maar in gelijkenissen wanneer Hij onderwees (zie Matt 13:34). Jezus gaf in deze gelijkenis geen onderwijs over het hiernamaals, want het concept komt niet overeen met de rest van de bijbel. Door heel het oude testament wordt ons verteld dat de gestorven mensen in “hades” of “sheol” verbleven in afwachting van de opstanding. Ze waren niet bij kennis en werden niet gemarteld,
“De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets; zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten.” (Prediker 9:5)
“Niet de doden zullen de Here loven, niemand van wie in de stilte zijn neergedaald,” (Psalm 115:17)
Populaire uitdrukkingen , zoals “Abrahams schoot” en “door engelen weggedragen” in de gelijkenis van de rijke man en Lazarus kunnen we terugvinden in de Babylonische Talmud en veel wat daarin staat is mythologie en door de Joden overgenomen vanuit andere culturen. Als we teruggaan naar de vorige gelijkenissen vanaf Lucas 15:1 zien we dat Jezus de gelijkenissen aan de Farizeeërs vertelde omdat ze boos waren geworden. Ze waren boos omdat Hij aan tafel zat met tollenaars en heidenen, een gruwel in de ogen van de farizeeërs. Toen Jezus de gelijkenis vertelde wisten de Farizeeërs heel goed dat Hij hun bedoelde. Hij waarschuwde hen omdat ze Hem afwezen, ze zouden spoedig tot de ontdekking komen dat ze buiten de nieuwe verbondsrelatie met God zouden vallen. De heidenen en zondaars zouden wel een verbondsrelatie met God krijgen, zij zouden Jezus wel aannemen als de Zoon van God.
Jezus gaf hier geen onderwijs over het hiernamaals, want het concept van dit verhaal gaat, zoals eerder gezegd in tegen de rest van de bijbel.
Conclusie
Romeinen 6: 23 zegt dat het loon van de zonde de dood is, en dat is niet een fysieke dood maar een geestelijke dood. Jezus kwam niet om ons te redden van een boze God die ons wil laten branden in de eeuwigheid – Jezus kwam om ons te redden van de dood, en om ons leven te geven die ons leidt naar een relatie met een liefdevolle en genadige God. Dat leidt ons naar het laatste tekstgedeelte:
“Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. (Rom 8:38-39)
Dit is een opsomming van zaken die ons niet kunnen scheiden van de liefde van God. Wat er ook maar in de schepping is, en wat er ook maar in de toekomst is, niets kan je scheiden van de liefde van God. Dus wat voor betekenis je ook aan de hel geeft, het kan je niet scheiden van de grenzeloze, zichzelf opofferende, oneindige en onvoorwaardelijke liefde van God… welke is in Jezus…